Je bent met vrienden in het café en ziet een leuke man/vrouw aan de bar staan – laten we om onhandig gehannes met persoonlijke voornaamwoorden te voorkomen zeggen dat het een vrouw is. Voor je het weet hebben jullie oogcontact. Je bestelt een rondje bier en zorgt ervoor dat je een glas teveel bestelt, zodat je haar het overgebleven biertje aan kan bieden. Geen hele geraffineerde truc, waarschijnlijk heeft ze je meteen al door, maar toch raken jullie aan de praat. Het is een goed gesprek, je hebt het idee dat je zinnige dingen zegt, ookal zal je je de volgende dag een beetje schamen omdat je in je enthousiasme te snel teveel prijs hebt gegeven, iets wat je eigenlijk altijd doet, maar waar je desalniettemin keer op keer een beetje beduusd van raakt. Het café is gevuld met gelach en muziek, sommige mensen zingen de refreinen van de liedjes mee. De muziek is niet helemaal jouw smaak, maar het kan er mee door. Naarmate de avond vordert ga je steeds dichter tegen de vrouw aanstaan, de gesprekken worden intiemer, totdat jullie heupen elkaar raken, jullie handen, jullie schouders – en uiteindelijk jullie lippen. Je weet niet wie de kust initieert, je beseft eigenlijk pas dat hij plaatsvindt als een paar meter verderop een van je vrienden, die arme jongen die op zijn 30ste nog steeds geen baardgroei heeft, joelend jullie kant op wijst. Je steekt je middelvinger naar hem op en kust verder, één van de barmannen roept door de zaak dat hij aan de laatste ronde gaat beginnen. Jij stelt voor om er nog eentje te nemen, maar de vrouw trekt je aan een arm mee richting de uitgang – je laat je gewillig meevoeren.
Achterop haar fiets gaan jullie naar haar huis. Het is een warme nacht, dus jullie hebben allebei geen jas aan. Omdat je je neus tegen haar rug gedrukt hebt, zie je niet welke kant jullie uit fietsen, maar een lange rit is het niet. Jullie lopen een binnenplaats op die je vaag ergens aan doet denken, alsof je hem al eens eerder gezien hebt. Ze opent de voordeur van het huis, waarvan de dikke muren eindelijk koelte bieden. Aan het einde van een donkere hal ligt de woonkamer, de vrouw knipt het licht aan. Jij ploft neer op de bank, de alcohol maakt je een beetje licht in het hoofd, de muren beginnen te draaien, maar je weet jezelf nog net op tijd bij de les te houden door op een klein schilderijtje boven de schouw te focussen. En dan zie je, tot je schrik, dat de vrouw je naar je eigen huis geleid heeft. Daar staat de glazen salontafel met de vaas met al half-verdorde bloemen, daar staat het kleine houten beeldje dat je van je vader gekregen hebt, daar staat de tas met boodschappen die je nog moest uitpakken. Dat schilderijtje was het resultaat van een van je eigen pathetische artistieke uitspattingen. Je was al die tijd je eigen geliefde. Jij was het niet.